In memoriam – Frans Gerard Irma Jennekens
Publicatie: 28 September 2024
Frans Gerard Irma Jennekens
Frans Jennekens overleed op 2 april 2024, op 92-jarige leeftijd in Utrecht. Hij was op 24 september 1931 te Maastricht geboren en groeide als jongste van drie kinderen op in een hecht gezin. Zijn vader, bouwkundige, vond dat hij maar geneeskunde moest gaan studeren. Zo kwam hij kort na de Tweede Wereldoorlog als net zeventienjarige vanuit het verre Maastricht terecht in de hem in veel opzichten vreemde Leidse studentenwereld. Na zijn geneeskundestudie werd hij opgeleid tot zenuwarts bij de hoogleraren psychiatrie en neurologie, respectievelijk H.C. Rümke en W.G Sillevis Smitt. Beide richtingen bleken buitengemeen boeiend. Toen Sillevis Smitt hem uitnodigde om toe te treden tot zijn staf was het beslist: Frans Jennekens werd neuroloog. Bij zijn taken behoorden de consulten op de Interne Geneeskunde. Daar werd hij geconfronteerd met en geboeid door de perikelen rond nierdialyse.
Hij promoveerde op 22 april 1969 bij prof. A. Kemp in Utrecht op een proefschrift over ‘Uremische polyneuropathie’. Kemp had zich bij zijn aantreden als afdelingshoofd voorgenomen een faciliteit voor diagnostiek op neuromusculair gebied op te zetten. Frans Jennekens greep de hem door Kemp geboden kans aan om na zijn promotie gedurende een jaar zijn kennis van neuromusculaire aandoeningen uit te breiden aan het neuromusculaire centrum in Newcastle, toentertijd het walhalla van spierziekten, onder leiding van de vermaarde neuroloog en markante persoonlijkheid, professor John Walton. Hij bekwaamde zich in de beoordeling van spierbiopten en verrichtte enzymhistochemisch onderzoek naar spiervezels. Naar Jennekens’ werk op het gebied van verdeling van vezeltypen wordt nog steeds gerefereerd.
Terug in Nederland werd hij staflid van de vakgroep neurologie in het Academisch Ziekenhuis Utrecht. Hij behoorde tot de eerste generatie neuromusculaire neurologen die – naar voorbeeld van prof. Jaap Bethlem in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam – een polikliniek voor neuromusculaire aandoeningen opzette. Patiënten werden daar in wat we nu een one stop shop zouden noemen onderzocht. In één dagdeel werd neurologisch onderzoek verricht, vond elektromyografie plaats en indien noodzakelijk een spier- of zenuwbiopt. Het was aanvankelijk tegen de stroom oproeien; poliklinieken voor specifieke patiëntengroepen binnen de neurologie waren toen in Utrecht een novum. Zoals in die tijd nog gewoon was, bestierde Jennekens samen met technisch laborant Henk Veldman een decentraal neuromusculair lab waar veel mooi werk werd verricht dat tot prachtige publicaties leidde. Hij was de man van de samenwerking: met Jasper Scholte, biochemicus in Rotterdam, met Frank Spaans en Marc De Baets in Maastricht, met Fons en Anneke Gabreëls in Nijmegen, om er een paar te noemen. Frans Jennekens heeft zich gedurende zijn gehele loopbaan ten doel gesteld om neuromusculaire ziekten tot een onderscheidend onderdeel van de neurologie te maken. Daartoe richtten hij en professor Herman Busch uit Rotterdam de zgn. Spierenclub op, om gezamenlijk als Nederlandse neuromusculaire onderzoekers spier- en zenuwbiopten te bestuderen. Later sloten de Belgische neuromyologen onder leiding van prof. Jean Jacques Martin zich aan en dat leidde tot een aanpassing van de naam (Belgisch-Nederlandse Neuromusculaire Studieclub). Jennekens en Busch hadden een vooruitziende blik, want dat forum waarop tweemaal per jaar in een informele setting vooral jonge onderzoekers hun klinisch-wetenschappelijk werk kunnen presenteren wordt nog steeds druk bezocht.
Op 9 september 1986 is Jennekens benoemd tot bijzonder hoogleraar Neuromyologie en dat heeft de weg vrijgemaakt voor leerstoelen in de neuromyologie aan andere Nederlandse universiteiten.
Hij heeft aan de wieg gestaan van een hechte samenwerking tussen de neuromusculaire centra in Nederland onderling en met de patiëntenvereniging, Vereniging Spierziekten Nederland (VSN), die vorm zou krijgen in het Interuniversitair Steunpunt Neuromusculair Onderzoek (ISNO). Het lukte Jennekens om te vermijden dat piketpaaltjes werden geslagen. Binnen ISNO werden accenten geplaatst waar ieder centrum sterk in was. Dit was alleen mogelijk door Jennekens’ autoriteit. Met zijn zachte stem wist hij iedereen te overtuigen dat samenwerking loont. Hij had daarvoor een ijzersterk argument in handen. Tezamen met ISNO-kompaan Michael Rutgers had hij een bibliometrische analyse van neuromusculaire research laten uitvoeren. Die liet weliswaar zien dat de Nederlandse neuromyologen actief waren in onderzoek, maar dat zij niet vooropliepen waar het natuurlijkbeloopstudies en onderzoek naar interventies betrof. Samenwerking is dan een voorwaarde. Ook hier bleek Jennekens weer een visionaire bik te hebben, want dat samenwerkingsverband bestaat nog steeds, als Spiercentrum Nederland.
Op 1 juli 1994 is hij met emeritaat gegaan. Jennekens had ook veel belangstelling voor de geschiedenis van de neurologie; in 2018 publiceerde hij nog een opus magnum over Philippe Pétain waarbij hij aantoonde dat deze held uit Wereldoorlog I als president van het Vichy-regime in WO II duidelijke tekenen van dementie vertoonde.
Het Utrechtse neuromusculaire centrum werd na zijn afscheid uiterst succesvol voortgezet door enkele oud-promovendi, zoals wijlen John Wokke en Nicolette Notermans, en van de jongere generatie, Leonard van den Berg.
Na die tijd heeft hij zich nog energiek ingezet voor de VSN. Het welbevinden van mensen met een neuromusculaire ziekte ging hem zeer ter harte. Het is dan ook niet voor niets dat hij als een van de weinigen is geïnterviewd voor het jaarverslag ter ere van het 50-jarig jubileum van de patiëntenvereniging en dat het kopje boven het interview ‘De verbinder’ luidt.
Jennekens was een bescheiden man, maar zijn inspanningen zijn niet onopgemerkt gebleven. In 1997 ontving hij een prestigieuze onderscheiding (de Biemond Penning) van de Amsterdamsche Neurologen Vereeniging en in 2004 werd hij erelid van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie.
Wij gedenken hem als een uitstekende dokter met hart voor zijn patiënten, als een visionair waar het de erkenning van en samenwerking binnen neuromusculaire centra betreft, en als een inspirator voor zijn neuromusculaire collega’s en zijn promovendi.
Marianne de Visser
Marc De Baets
Jessica Hoogendijk
Met dank aan Hans Hogervorst, fotograaf